Gebod 11 december 1585

Verbod om door kerken te wandelen

Gheboden ende wtgeroepen by heer Frederick Perrenot […] gouuerneur […] der stadt […] van Antwerpen, ende […] der seluer stadt, op den xj. decemb. M.D.LXXXV. Al eest soo dat […] alhier is gheboden […] gheweest, dat niemandt […] hem en soude vervoorderen inde kercke te gaen wandelen / Perrenot, Frédéric.

Antwerpen : Plantijn, Christoffel , 1585

Bibliografische referentie: Cockx-Indestege, E. Belgica typographica 3324
Bibliografische referentie: Voet, L. Plantin Press (1555-1589) 420

Gheboden ende wtgeroepen by Heer

Frederick Perrenot Riddere, Baener-heer [1] van Ronse,
ende Heer van Champaigney, als Gouvverneur, Hooft ende Capi-
teyn gerenerael der stadt, Marcgraefschap ende quartier van Antwerpen, Ende by Schouteth, Borgemeesteren, Sche-
penen ende Raedt der selver stadt, op den xj.
Decemb. M.D.LXXXV.

Al eest soo dat tot anderen tijden alhier is ghe-
boden ende ghepubliceert gheweest/ dat niemandt wie
dat hy ware/ hem en soude vervoorderen inde kercke te
gaen wandelen/ maer datmen de selve soude houden in
goeder eeren ende reverentien [2] gelijck dat behoorde: ende
ghemerckt de selve gheboden niet soo wel en zijn gheach-
tervolcht ende gheobserveert gheweest alst wel behoorde/
tot grooter ontstichtinghe ende beleth van deuchden/ ende van goede luyden
heur devotie inder kerken doende/ ende tot verachteringhe van Godts
diensten/ Ende om alle tselve te verhueden/ S O O E E S T datmen van
nieuws ghebiet van weghen als boven/ dat niemand van wat qualiteyt hy
zy/ hem en vervoorderen voordaene binnen eenighe Kercken te gaen wan-
delen over ende weder/ tzy datmen den dienst Godts daerinne is doende ofte
niet/ Opde pene van wie bevonden worden contrarie ghedaen te hebben/
ende daer aff niet op en liet noch en desisteerde [3] (naer dien hem daer af
sekere persoonen daer toe expresselijck by mijnen Heere den Schouteth ghe-
commiteert [4]/ sullen minlicken veradverteert ende vermaent hebben) van dry
gulden eens/ telcker reyse hy bevonden sal worden contrarie van desen ghe-
daen te hebben/ te bekereren in dryen/ deen deel den Heere/ d’ander tot proffijte
vanden armen/ ende het derde tot proffijte van den exploicteur/ Welcke pene
reelijcken ende de facto den contraventeurs sullen afgenomen worden/ alleen
op het relaes ende op den eedt van de voorsz twee persoonen daer toe
ghecommiteert wesende/ sonder ander forme van rechte daerinne te derven
observeren/ ende sonder daer teghens in rechte te moghen gehoort worden/ al
eer sy de selve pene sullen hebben de facto genamptiseert [5]. Ende soo verre ye-
mandt hem des moeyde ende hem opponeerde om d’executie voorsz te belet-
ten/ oft feytelicken resisteerde/ ende daer deur eenighe beruerte oft schandale
ghebeurde/ dat de selve sal worden ghecorrigeert eenen anderen ten exempel/
als fauteur van oproerighe/ seditieuse ende rebelle persoonen/ soo men naer
ghelegentheyt vande saecken sal vinden te behooren.
H. de Moy

1. Baenerheer: een baanderheer, bannerheer, banierheer: een feodaal heer die een hogere rang in de ridderlijke hiërarchie bezat. Hij beschikte zelf over een aantal leenmannen die aan hèm trouw en (militaire) bijstand verschuldigd waren en had het recht in oorlogstijd een eigen wapen te voeren. (Wikipedia)
2. Reverentie: gevoel van eerbied en ontzag, m.n. voor personen die men een hooge waardigheid toekent, of voor zaken die als hooger worden ervaren; soms bep.: vereering. (Middelndederlands woordenboek)
3. Desisteren; terugtrekken
4. Ghecommitteerd: gemachtigd
5. Namptiseren van nampt: eene voorloopige bevrediging van een eischer hangende het procesbehoudens nadere uitspraak. (Middelnederlands Woordenboek)


Men heeft vroeger reeds verordonneerd dat niemand, wie hij of zij ook is, zomaar in de kerk mag gaan wandelen, maar dat men deze eerbied en respect moet betonen. Het is echter gebleken dat de vroegere regels niet goed worden opgevolgd en dat de verering van de deugdzame goede mensen in de kerk belet wordt en de dienst in de kerk wordt verstoord.
Om dit te verhoeden gebiedt men opnieuw zoals voorheen dat niemand, wie hij of zij ook is, nog in de kerk over en weer mag gaan wandelen, tenzij men daarin de dienst volgt.
De straf voor diegene die deze regel niet heeft gevolgd of niet gestopt is nadat hij daar uitdrukkelijk op is gewezen en vermaand is door de heer schout, is drie gulden, steeds als hij deze regel overtreedt.
Dit bedrag wordt in drieën verdeeld: een deel voor de heer, een ander deel voor de armen en het derde voor de aangever.
Deze straf zal rechtmatig opgelegd worden aan de overtreders alleen door het verslag en de eed van de bovenvermelde twee personen die hiervoor de toestemming kregen, zonder daarvoor andere vormen van recht te moeten gebruiken en zonder daartegen in beroep te kunnen gaan voor hen die deze boete moeten betalen.
En als er iemand zich hiermee bemoeit en dit probeert dit te beletten of daartegen bezwaar of schandaal maakt zal die zelf gestraft worden als voorbeeld voor de anderen als opruiend en rebels persoon, zoals het past volgens de overtreding.