Een brief van C. Plantijn aan Willem Sylvius

Transscriptie zie:

864. — Plantin à Silvius. [Archives Plantiniennes, X, f° 14).

Correspondance de Christophe Plantin, vol 6

Vrij vertaald

Confrater, dit ter begeleiding van de brief van de heer Lodewijk Guiccardini waarin hij u te kennen geeft hoe ik door verschillende personen, zowel van de kant van Zijne Hoogheid als van de heren van de Staten en de Geheime Raad en van Brabant, de toelating heb gekregen, volgens het privilege dat ze mij in alle talen hebben verleend, om de algemene en bijzondere kaarten van deze Lage Landen en de belangrijkste steden ervan te laten tekenen en snijden in koper. De heer Ortelius is met enkele uitstekende schilders en vier graveurs al geruime tijd bezig en deze vorderen snel om ze af te drukken in het boek van de genoemde heer Guicciardini met de beschrijving van de Lage Landen, die hij grondig heeft uitgebreid met verschillende bijzonderheden ter ere van de genoemde landen. Wij werden door enkele van de grootste geleerden en de reeds genoemde heren verzocht om dit werk te doen en te drukken.

Vooral omdat ik besloten en beslist heb dat het mij uitkomt om dit werk te doen, wilde ik vanwege onze lange samenwerking, kennis en vertrouwdheid u daarvan inlichten en een betaling aanbieden voor deze afbeeldingen, in hout of koper (hoewel Ik ze niet ga gebruiken omdat ik alles in koper heb gemaakt in andere maten dan de jouwe). Dit ook voor alle tekeningen, versies en andere kosten die je  wilt aanbieden.
Voor het gemak bied ik deze betaling aan in contanten of in zoveel exemplaren van het genoemde boek tegen de prijs van de drukkosten die uw afschrijving kan aantonen door wat u reeds kan aantonen als via wat Ik zei aan de heer André Verschaut. Deze kreeg de opdracht om dit met u te onderhandelen en mij uw uiteindelijk antwoord snel te sturen, voordat ik begin met het drukken van het werk in het Italiaans (wat ik hoop te doen binnen de 15 dagen) en om het te laten vertalen in het Latijn, Frans, Vlaams, Duits en andere talen die wij passend vinden. Gedurende deze tijd wacht ik op uw beslissing, groeten aan uw vrouw en de rest van uw familie.

Antwerpen, 16 februari 1580

Willem Silviusdie in 1567 voor de eerste editie van de Descrittione di tutti i Paesi Bassi van L. Guicciardini had gezorgd, bereidde rond 1580 een tweede editie voor. Het was echter niet hij, maar Plantijn die een uitgave uitbracht in 1581.[1]

[1] Lodovico Guicciardini, De oudste beschrijving der Nederlanden in hare verschillende uitgaven en vertalingen beschouwd, bibliografische studie van M. Boele van Hensbroek

Er was daarbij een grote vraag naar plannen van de steden die in het werk moesten worden opgenomen.

Silvius had zich rond 1580 tot verschillende stadsbesturen gewend om topografische plannen te verkrijgen. Zo had Utrecht een som van 30 ponden toegestaan voor het opnemen van het plan van de stad (Stadsboek 1579-1580).

Plantijn had op zijn beurt ook in 1580 dezelfde vraag gericht tot verschillende steden en Staten van de Nederlanden, een verzoek dat eveneens door sommige magistraten welwillend was onthaald, ook door die van Utrecht, ondanks de toestemming vroeger aan Silvius verleend.

Op 16 februari 1580 schreef C. Plantijn bovenstaande brief aan Willem Silvius.   


Plantijn wou met de aankoop van de prenten en het materiaal van W.Silvius deze  belemmeren om nog een eigen uitgave te verwezenlijken, die natuurlijk zou concurreren met het werk dat hijzelf uitbracht. Silvius aanvaardde dit aanbod niet, gezien hij klaarblijkelijk bleef proberen om nieuwe stadsgezichten te verzamelen, maar hij stierf kort daarop. Plantijn had op 1 juli 1580 het privilege verkregen voor de publicatie van de tekst in alle talen voor 12 jaar. Wat later -misschien via de weduwe van Silvius- kon Plantijn de houtblokken bekomen en twee koperplaten die Silvius gebruikt had in zijn eerste editie.[2]

[2] Karen L. Bowen en Dirk Imhof, Christopher Plantin end engraved Book Illustrations in Sixteenth-Century Europe, Cambridge University Press, 2008

Andere plannen en kaarten

Op 22 augustus 1580 betaalde de stad Leiden ‘aan Jan Liefrinx 40 gl., van 40 gr. ’t stuck, voor het teekenen van de stad op platte forme ende op ’t perspectief, om naer Antwerpen gesonden te worden aen Christoffel Plantijn, eertijdts drucker, ende gestelt te worden in het boeck van Guiardyn, volgens belofte van de stadtswegen aen Plantyn gedaen’[3].

[3] Lodovico Guicciardini, De oudste beschrijving der Nederlanden in hare verschillende uitgaven en vertalingen beschouwd, bibliografische studie van M. Boele van Hensbroek

Andere kaarten van provinciën en steden werden gegraveerd door de gewone plaatsnijders van Plantijn, volgens de modellen welke de overheden van die plaatsen hadden willen opzenden. In het voorwoord van de Descrittione: ‘selon les patrons qu’il pleu a quelques ungs des Magistrats d’aucunes d’icelles villes nous envoyer liberalement.’

Zo leverde Petrus Van der Borcht, een der bekwaamste graveurs van Plantijn, de plannen van Doornik en Enkhuizen en ontving daarvoor twaalf en tien gulden[4].

[4] Oud-Nederlandse kaartmakers in betrekking met Plantijn, vol. 1, p.65

Voor een plan van Kamerijk betaalde Plantijn de som van 4 ponden of 24 gulden, aan een Pierre le Mesureur[5].

[5] MPM. Arch., LIX (Journal 1581), f° 182. Adi 4 Decembris 1581. Au Sr Pierre le Mesureur pour la ville de Cambraij qu’il a baillé et potraicturé pour le livre de Guicciardin la somme de £ 4 de gros Val. in  nummis 24 fl.

Mynken Liefrinckx, ‘de schilderse’, drukte de meeste plannen en kaarten. Zij leverde tot 3700 foliobladen ineens voor Guicciardini’s werk.

Antwoord Van de Keere, de Jonge

Plantijn verzocht zijn Gentse lettersnijder en -gieter Hendrik Van den Keere, de Jonge (of Henri du Tour, le Jeune) om door tussenkomst en op kosten van de gemeente een plan van de stad Gent te maken.

Op 11 juli 1580 schreef deze aan Plantijn dat hij de kaarten en figuren van de steden en provinciën der Nederlanden had bekomen en dat hij zich zo snel mogelijk aan het werk ging zetten om die van Gent te maken:

… J’ay receu vos lectres avec les chartes et figures des villes et provinces du Pais-Bas,desquelles je feray mon debvoir pour avoir aussi le pourtraict de la ville de Gand, au plustost qu’il me sera possible.   
884. — Henri du Tour (le jeune) à Plantin. { Archives Plantiniennes , LXXXl, f°455) in
Correspondance de Christophe Plantin, vol 6

Heeft Van den Keeres dood kort daarop, dit voornemen verhinderd? Plantijn was in ieder geval verplicht een van zijn graveurs te belasten met het kopiëren van een bestaand plan van Gent[6], namelijk hetzelfde dat reeds in Hogenbergs Civitates was verschenen.

[6] De kaart van Gent van 1581 verschilt duidelijk van die van 1567. De meest recente bevat onder
meer wijzigingen die tussentijds werden aangebracht aan de vestingwerken van de stad.


Belang van Ortelius


Maar degene die het grootste deel van het werk deed was de grote geograaf Abraham Ortelius, zoals Plantijn zelf schrijft in de brief van 16 februari 1580.

Ortelius leidde in zekere zin het maken van al de kaarten van de Descrittione. Hij deed dit waarschijnlijk op dezelfde manier als voor de uitgaven van zijn Theatrum doorOrtelius, met eenige uitmuntende schilders en vier graveurs’, schrijft Plantijn in zijn brief.

De Hogenbergs

De rekeningen van Plantijn vermelden de vier graveurs die de kaarten van Guiccardini hebben gemaakt niet, maar men mag aannemen dat het de Hogenbergs van Keulen en hun assistenten waren. In 1579 en 1580 heeft Plantijn veel betalingen gedaan aan Ortelius voor de levering van de Atlas en voor een contract dat met hem werd gesloten dat waarschijnlijk betrekking had op het werk van Guiccardini.

Afgezien van deze bedragen vinden we er nog andere vermeld die werden betaald ‘à Ortelius pour Hogenberch de Cologne et fils’. Op 24 maart 1580 werden honderd gulden   uitbetaald; op 3 september van hetzelfde jaar werd 90 gulden betaald aan dezelfde kunstenaar.

Vermits Frans Hogenberg, Ferdinand en Ambroise Arsenius de graveurs waren van de Atlassen van Ortelius, en dat de afmetingen van de platen van de Description des Pays-Bas en die van het Théâtre du monde opvallende gelijkenissen vertonen, is het waarschijnlijk dat het nog steeds Frans Hogenberg en zijn zoon waren, bijgestaan ​​door zijn twee gezellen, die de kaarten van Guiccardini’s boek graveerden.

In de Descrittione komen vele kaarten uit het Théatre voor, verkleind maar hetzelfde weergegeven, en ook plannen en zichten van steden uit Hogenbergs Civitates orbis terrarum. Dit is het geval met de afbeeldingen van de voorname Nederlandse steden zoals Antwerpen, ’s Hertogenbosch, Amsterdam, Gent, Brugge, Ieper, Luik en Brussel die alle reeds verschenen waren in de uitgave van 1577 van de Civitates. Ook het eigenaardige planzicht Rvinarvm Arcis Britannica apvd Batavos Typvs van Ortelius, gewoonlijk Arx Brittanica genoemd, werd er in opgenomen.

De Italiaanse editie van 1581

Alle plannen waren nog niet bij Plantijn binnengekomen, ondanks zijn aandringen bij vrienden en kennissen[7], toen de Italiaanse tekst reeds helemaal gereed was en het werk verkocht kon worden.

[7] In een brief van 20 Januari 1581 verklaart Plantijn aan zijn vriend Alexander Grapheus, dat Guicciardini’s uitgave ongeveer klaar is, dat hij reeds aan een Latijnse vertaling door Camerarius gedacht heeft en aan een Franse door Nicotius; daarop volgt zijn klacht over de traagheid waarmee de kaarten en plannen hem toekomen:
906. — Plantin à Alexandre Grapheus. {Archives Plantiniennes, X, f” 23).
Correspondance de Christophe Plantin, vol.6
:.. Brevi spero me absoluturum Descriptionem harum regionum Italice a Guicardino duplo vel amplius auctam in qua sunt cartae geographicae regionum et figurae prascipuarum urbium omnia in aere incisa. Spero me brevi postea Latine eandem a Camerario et fortasse eodem tempore Gallice a Nicotio versam editurum. Interea non cesso quaerere figuras urbium quae in hac editione desiderantur. Cupio namque omnes harum regionum urbes tandem huic operi adjungere et propterea omnes amicos in auxilium voco …
Nederlandse vertaling (Google)
:
Ik hoop dat ik binnenkort de beschrijving van deze Italiaanse regio’s zal voltooien, uitgebreid door Guicardinus, waarin de kaarten van de regio’s en de figuren van de belangrijkste steden zijn opgenomen, allemaal in koper gesneden. Ik hoop dat ik kort daarna hetzelfde in het Latijn zal publiceren door Camerarius en misschien tegelijkertijd in het Frans door Nicotius. Aarzel in de tussentijd niet om te zoeken naar de soorten steden die ontbreken in deze editie, want ik wens dat alle steden van deze regio’s hierin uiteindelijk worden opgenomen, en daarom roep ik al mijn vrienden om hulp….

De Camerarius- en Nicotius-versies zagen nooit het daglicht. Belleforest was verantwoordelijk voor de Franse versie.

En de Franse editie uit 1582

Daardoor komt het dat de Franse uitgave van 1582, vertaling van F. de Belleforest[8], vollediger is wat de kaarten betreft, en dat de Italiaanse exemplaren van elkaar verschillen.
De Franse uitgave bevat 78 kaarten, d.i. 23 meer dan de oorspronkelijke Italiaanse.

[8] Aan die Franse vertaling was onmiddellijk begonnen, vermits rond 17 mei 1581 reeds een lijst van drukfouten opgetekend werden in de tekst van Belleforest. MPM. Arch , X (Brieven 1579-1590), f° 28v.

De prijs

De Descrittione kon bij Plantijn ook zonder platen bekomen worden, tegen de prijs van
2 gulden 10 st.; met platen kostte het werk 7 gulden (8 gulden voor een gebonden exemplaar). Tegelijkertijd verkocht de aartsdrukker afzonderlijk de plannen van de meeste steden[9].

[9] Bijvoorbeeld, MPM. Arch., LIX (Journal 1581), f° 182, aan Dierick van Helmont, op 4 Dec. 1581:
44 Diversche steden van alle dese Nederlanden . . . . fl. 24.

Guicciardini ontving van Plantijn als honorarium 50 present-exemplaren en later nog
40 gulden in boeken[10], een loon dat de meeste schrijvers uit die tijd hem mochten benijden.

[10] MPM. Arch., XVIII (Grootboek 1571-1582), f° 403 : D. Lodovicus Guicciardinus doibt avoir pour aultant que C. Plantin luv accorde !es pieces 50 de ses descriptions pour payement des travaulx prins en ladicte oevre. Val. … fl. 356.Adi 5e de fuillet 1581, mon pere (Martina Plantijn spreekt) luy a accordé encores la somme de quarante florins en livres oultre la sorame suditte. Val. . . . fl. 40.

Bibliografie

Karen L. Bowen en Dirk Imhof, Christopher Plantin end engraved Book Illustrations in Sixteenth-Century Europe, Cambridge University Press, 2008


Jan Denucé, Oud-Nederlandse kaartmakers in betrekking met Plantiijn, vol.1,
’s-Gravenhage, 1912, p.147 -153


Max Rooses, Une lettre de Henri Du Tour, le Jeune, In Messager des Sciences Historiques ou Archives des Arts et de la Bibliographie de Belgique, Gand, p. 449 – 462, 1878