Vande soene

De rechtspraak in de middeleeuwen verliep volgens de ‘costuymen’ of gewoonten. Deze waren niet schriftelijk beschikbaar. Voor de Nederlanden was het eerst keizer Karel V die bij Edict van 6 oktober 1531 de schriftelijke opstelling van alle plaatselijke costuymen beval.
Dit verliep echter zeer moeizaam.

Op 18 juli 1578, werden van stadswege ‘gecomitteert meester Engelbert Masius, pensionaris, meester Henrick de Moy, secretaris, meester Carel Gabri, meester Philips Mallery ende meester Daniel de Kempeneer, advocaten, om toversien ende te revideren de costuymen deser stadt ende die te confereren met den gheschreven rechten ende daeraff van als note ende memorie te maecken, omme, tselve ghedaen, henne besoigne gesien ende hen rapport gehoort, de confirmatie daeraff te Hove te versuecken ende deselve doen publiceren soo myne Heeren te rade selen bevinden te behooren.

Het was pas op 11 juni 1582 dat meester Carel Gabri en meester Philips Mallery de costuymen ‘int gheschrifte’ konden neerleggen ‘inden Maendaechschen Raedt’.

Snel daarna, op 25 september, kreeg Christoffel Plantijn de opdracht de costuymen te drukken. Door de burgemeester en schepenen werd ‘ geresolveert ende mits desen geauthoriseert Cristoffel Plantyn ende geordonneert om de rechten ende costuymen deser stadt in gescrifte geredigeert ende hem te leveren, te drucken inde forme van een grote quarta, met goede leesbare lettre ende goet pampier, tot IIIc (300) exemplairen, ende deselve gedruckt wesende, te leveren in handen van de Tresoriers ende Rentmeestere deser stadt om voorts byden selven gedistribueert te worden naer ordonnantie van Borgemeesteren ende Schepenen, sonder dat hy eenighe exemplairen daerenboven sal voer hem vermogen te drucken, venten of distribueren, alsoe myne Heeren develse alleenlyck doen drucken tot hennen behoeve ende gerieve ende van andere dyen toestaet deselve hebben, waeraff hem byden voors. Tresoriers ende Rentmeestere sal betaelt wordden.’

De rechten en Costuymen geraakten echter snel overal verspreid. Ze werden herdrukt in Keulen (1584, 1597, 1607, 1644, 1660) en in Amsterdam ( 1583, 1613, 1639) zonder dat de approbatie werd aangevraagd. In Antwerpen werden ze zeer lange tijd niet meer herdrukt. De magistraat besloot op 30 mei 1586 tot een nieuwe redactie. De versie van 1582 werd in rechtzaken verboden omdat deze calvinistisch geïnspireerd zou zijn.

Hoofdstuk 12 handelt over de mondzoen.

Vanden Soene
XXII.

I. Navolghende d’oude Costume
van Antwerpen/ de Langeroede1 deser
stadt/ authoriseert eenen Clerck/ die onder den
eedt in handen van hem ghedaen zijnde/ moet
boeck houden van alle Soenen/ diemen alhier ter caussen
van eenighe dootslaghen is doende.

II. Stelt ende ordonneert oock de Langheroede ses per-
soonen wesende Borgeren deser stadt/ van goede eerlicke
name ende fame/ ende van peyselick leuven/ die doen in
handen vande Langeroede de ghelofte/ dat zy als Kieerf
luyden2 ende goede mannen hen sullen employeren int feyt ende
maecken vanden Soene, ende datze hen sullen al te kennen geuen
ende denuncieren, wes den Soenen aenghaen ende competeren
mach, ende datze int feyt van den Soene hen leefdaghe lanck niet
doen noch voorstellen en sullen, sonder sijne wete en consente.

III. Van welcke kieersinge ende authorisatie vanden voors.
kieersluyden/ de voorschreven ghesworen Clerck houdt
note ende boeck/ midtsgaders vanden ghenen/ die naer
d’afflyvicheyt van eene vande voors. ses kieersluyden/ in
sijne plaetse gesurrogeert/ ende byde Langeroede gestelt
wordt.

IIII. Ende sonder toe doen ende by weten van yemanden
vande voors. ses kieersluyden/ en machmen niet verstaen
tot behoorlicke communicatien ende tusschen-spreken van
eenen toecomenden Soene/ op dat alle dinghen souden
geschieden niet sonder kennise vanden genen/ den welck-
ken de kennisse van den Soene is competerende,

V. Hier in verstaen/ dat elck ter partijen wel vermach/ in

dient hen belieft int arbitreren vanden Soene kiesen/ ende
nemen eenen goeden vriendt/ sijnde Ingheseten deser stadt/
t’zy vremde ofte maegsschap bouen den vierden graedt
bestaende/ om met yemanden vande voors. ses ghesta-
tueerde kiesluyden te moghen verstaen/ als arbiter tot-
ten accorde vanden soene ende vanden soen-penninghen
met desser eenichssins aencleeft.

VI. Ende nae dien dat by vrienden ende magen3 ter weder-
sijden by toedoen van yemanden vande  voorschreven
ses kiesluyden/ de communicatien dienende tot accorde
soo verre zijn ghecomen/ dat d’Arbiters zijn nopende den
soene/ voet-val ende soen-penninghen vereenicht/ soo sluy-
ten de selve Arbiters onderlinghen/ waer ende wanneer
men den voetval doen sal/ daerin der dooder zijde compe-
teert de keuse/ daer van men den Roey-dragher oft sijnen
geswooren Clerck moet de kennisse doen/ om goedstijts/
dien volgende/ het soenstuck te mogen maecken.

VII. Ende ten bestemden tijde soo comt wt een camer daer-
naest bequaem wesende/ de misdadige in sijne lijne laec-

kenen/ barvoets ende blootshooffts/ metten halm/ dat is
een stroyken/ in sijne gevoude handen: oft ten minsten
in sijne cleederen/ met eenen halm in zijne handen/ bloot-
hooffs/ soo wanneer dat sulcr is byden Arbiters ouer-
comen zijnde altijts gheaccompaigneert metten Roey-
drager/ hebbende de lange roede in sijn handt/ ende ouer
beyde sijden met een vande Arbiters blijueste stille staen/
ende daer teghens ouer/ soo verre datmen den Clerck ghe-
vueghelick mach hooren spreken/ staet de mondt-soender
ende vrienden vander doodersijden/ ghecleedt met rouw-
cleederen ende rouw-cappruynen4 op hen hooffden/ ende
tusschen de partijen ontrent dry oft vier schreden teghens
ouer den misdadighen staet de Clerck/ ende beghint de
vrienden aen te spreken/ ligghende als dan de misdadige
op zijn knyen/ Ende bidt oodmoedelick de vrienden vanden
aflyuighen verghiffenisse om de passie ons lieffs Heeren Iesu Chri-
sti wille, brengende daer tot alle ootmoedige manieren van

bermhertelick te bidden soo hy best can/ Biddende ten lesten
om te hebben vande vrienden een teecken van bermherticheyt,
eenwerff, tweedewerff oft derdewerff: ende het teecken gesien
hebbende/ comt de Langeroede metten misdadigen naer-
der/ ende bidt wederom de Clerck soo bermhertelick als
hy best can/ totte derde reyse: ende dan comt de misdadi-
ge/ ende by oorloue/ ende teecken vande vrienden/ cust ten
mondtsoender aen sijnen mondt: ende als dan soo leest de
geswooren Clerck wt den gheschrifte het soen-stuck/ daer
van hy oock moet houden den behoorlicken registre.

VIII. Dit sulcr volbracht zijnde/ soo bandt de Roey-dragher
den voorschreven Soene/ met eenen Soen-vrede inder
manieren hier nae volghende: Hoort goede mannen, hoort
wat ick hier ghebiede, van mijns Ghenadichs Heeren, ende van-
der Stadt weghen.

IX. Soo ghebiede ick hier ban ende vrede, van uws Vader we-
gen ende uws Moeders wegen, van uws Broeders ende van uws
Susters wegen, van uws Ooms ende Moyens weghen, van uwe
Neuen ende Nichtens wegen, ende van allen den ghenedyer van
bloets wegen aencleuen moghen, hetzy geboren oft ongeboren
die gheboren souden moghen worden, alsoo verre den windt
wayet ende reghen spreyet: Soo ghebiede ick ban en vrede,
eenwerff anderwerff, derdewerff, viermael ouer recht, dat ghy
d’een den anderen hier en bouen niet en misdoet noch doet mis-
doen, in woorden noch in wercken, heymelick noch openbaer-
lick, by v seluen noch by yemanden anders; ende oft ghy hier en
bouen yet misdoet oft deedt misdoen, dat soude zijn op Soen-
brake ende Vrede-brake, ende  daer ouer soudemen van weghen

ons G. Heeren des Hertoghs van Brabant, rechten oft doen rech-
ten, ghelijck men ouer eenen Soen-breker ende Vrede-breker
schuldich waer te rechte, naeden ouden Landt-rechte. Aende om-
mestaenders ghedraghe ick my dat ick den Vrede ghedaen
ende gheboden hebbe.


1. De langeroede , een beëdigd klerk en zes door de langeroede uit de burgerij aangestelde, alleen door de Antwerpse kostumen vereiste ‘kieslieden’ hielden zich bezig met de zoenvraag en het  toezicht op de procedure en de naleving ervan.
‘Den amptman heeft, als officier, eerst de lange roede, de welcke moet sijn poorter van Antwerpen ende ingeboren van Brabant, van wettigen bedde, als andere officiers, ende wort bij den hove gestelt, doende aldaer den eedt, ende daernaer oock in handen van de weth van Antwerpen.’

2. kieersluyden: verkozen mannen

3. magen: maag ‘verwant’

4. cappruynen: capruyn, caproen ‘kap, hoofddeksel, muts’