Een Antwerps kroniekje ten tijde van Plantijn in Prenten

Een Antwerps kroniekje ten tijde van Plantijn van François Gyselinckx kan met vele illustraties van Frans Hogenberg worden geïllustreerd. Zij bevinden zich in het Prentenkabinet van het Museum Plantin-Moretus.
Sommige zijn digitaal te bekijken. Klik op de link ‘Prentenkabinet’ en vul ‘Hogenberg’ in.

Hieronder enkele voorbeelden met de bijhorende tekst. (De datum van de prent en van de tekst verschillen soms.)

Aanbieding van het smeekschrift .6 april 1566
PK.OPB.0182.009

5 april
Op vrijdag voor palmzondag hebben sommige heren van het Gulden Vlies vergaderd. Hieronder waren de heer van Hoorne, de prins van Oranje, de heer Van Bergen, de heer Hoogstraten en nog enkele edelen en jonkers om een bede voor Mevrouw van Parma, gouvernante van de Nederlanden, op te stellen.
Brederode is dezelfde dag naar het hof bij Mevrouw in Brussel gegaan met wel driehonderd edelen die hierover een eed hadden afgelegd. Brederode heeft deze bede in het Waals aan Mevrouw bezorgd.
Er werd gevraagd om de inquisitie af te schaffen in de Nederlanden en ook dat de vervolgingen om het geloof zouden worden gestopt.[1]
De graaf van Berlaymont[2], ridder van het Gulden Vlies, heeft jonker Brederode en zijn aanhangers ‘Geuzen’ genoemd. Deze hebben hun kleren en lange mantels op zijn Duits laten maken, zoals de minderbroeders. Aan hun zijde bevestigden ze een houten schotel en een houten fles met een knoop, waaruit ze als landlopers dronken, terwijl ze hun leus riepen: ‘Vive le Gheus!’


[1] In het Antwerpsch Chronykje, p. 66 is de tekst veel uitgebreider.

[2] Gilles van Berlaymont, heer van Hierges (ca. 1540 – Maastricht 18 juni 1579), was een 16e-eeuwse edelemilitair en staatsman. Hij was stadhouder onder Spaans bewind van verschillende gewesten van de Habsburgse Nederlanden. (Wikipedia)

Hagepreken buiten Antwerpen  14 juni 1566 
PK.OPB.0182.010

15 juni
Op de heilige sacramentsdag hebben sommige sektariërs tijdens de dag buiten Antwerpen gepreekt in het bos van Beerschot[1]. Er waren daar wel vierhonderd personen.

24 juni
Op Sint-Jansdag hebben de calvinistische sektariërs nog dichter bij de stad gepreekt, want zij kwamen op het Laar[2] in Borgerhout, en preekten in het Frans. De prediker was advocaat geweest in Parijs en was daar gevlucht omdat hij bankroet was.
Er gingen er velen buiten de stad. Wel zeshonderd Walen kwamen naar de preken luisteren.

29 juni
’s Zaterdag op de dag van Sint-Pieter en -Pauwelsdag kwam het bestuur van de stad bijeen om te zien hoe ze deze preken konden beletten, want de burgers bleven er maar heen gaan. Op die dag zouden er op het Laar twee calvinistische preken worden gehouden, een in het Waals en een andere in het Duits.
Er werd besloten om een wacht aan de poort te zetten, twintig tot veertig man sterk die iedereen moest tegenhouden die een preek wilde gaan bijwonen en niet naar het verbod wilde luisteren. Maar toch zijn er nog duizend vijfhonderd naar de preek gegaan.
’s Anderendaags, zondag, gingen er nog meer, met palmboeken en schotschriften tegen de mis, paus en geestelijkheid om die daar te verkopen, ondanks het toezicht van de wacht aan de poort. Deze lieten hen voorbijgaan, sommigen met het eten en de drank die ze ’s morgens hadden meegenomen, omdat zij ook ’s middags naar de sermoenen wilden luisteren. Want dan werd er ook een preek gehouden, een in het Waals en een in het Nederduits.


[1] Beerschot: In 1161 gewaagt een akte over ‘Terra de Bernescot’. Dit Bernescot omvatte naast een molen, verscheidene hoeven, weiden en weilanden ook een bebost gedeelte. Het polderachtige gedeelte heette Bernescot, het beboste gedeelte Bernescoterhaghe. Het domein was gelegen tussen de Schelde, de Kronenburgstraat, de Kasteelpleinstraat, de Marktgravelei en de grondgebieden van Wilrijk en Hoboken. Het noordelijke gedeelte van dit gebied heette ‘Kyle’ en het zuidelijke deel ‘Bernescot’.
in 1452 vindt men het ‘Beerschothof’ vermeld waaronder de ‘Beerschotvelden’ lagen. De toenmalige eigenaren, de Kartuizers die richting Lier trokken in 1540, lieten de terreinen in 1522 over aan Adriaan Elout. Jean Fraiponts en Dirk Willocx, Kroniek van het Belgische voetbal . Deel 1: Pioniers en Rode Duivels – 1863-1906

[2] Laar: Plein ten noorden van de Turnhoutsebaan. Het ‘Laar’ (gemeenschapsgrond), eertijds de zonk naar de Potvlietvallei toe, werd voortdurend vergroot, zodat in de 14e eeuw van het vroegere bos niet veel overbleef. Het Groot Laar lag van aan de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Victorie (tegen de Ayendijk aan) noordwaarts tot tegen de Sint-Michielshoeve op de Ter Loogronden, het Klein Laar lag oostwaarts naar de Kattenberg toe. Het aloude Laarwerd in het tweede kwart van de 19e eeuw ontsloten en verkaveld. Wat er overbleef werd in 1843 een openbaar plein, de zogenaamde Carnotplaats, met een verbindingsweg naar de Turnhoutsebaan, deze zogenaamde Kapelstraat kwam in 1920 bij het Laar.  
Er was ook een Luisbekelaar, ten noorden van het huidige Erasmusziekenhuis (vandaag Te Boelaerlei). (https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302442)

De beeldenstorm  20 augustus 1566 
PK.OPB.0182.011

20 augustus
Na de vespers is er in O.-L.-V.-kerk een grote bijeenkomst geweest van gepeupel omdat het Mariabeeld op zijn plaats werd gezet. De markgraaf is met zijn lijfwachten naar de kerk gekomen, maar de tegenstand was te groot, zodat hij niet kon ingrijpen. Daardoor gingen de oproerkraaiers nog meer lawaai maken en begonnen ze psalmen te zingen. Kort daarna is dokter Hermanus, de voornaamste calvinistische predikant, met sommigen van zijn aanhangers in de kerk gekomen en zijn ze beginnen te roepen: ‘Vive Ie Gheus! Vive Ie Gheus! ‘ Daarna is de dokter op de preekstoel geklommen en hebben ze allen samen psalmen gezongen. Hermanus heeft in zijn sermoen hard gepreekt tegen de afgoderij en uitdrukkelijk bevolen dat alle beelden, figuren en versieringen van de kerk omver moesten worden gesmeten. Dit gebeurde onmiddellijk en eindigde niet voor alles stuk was of gestolen. Daarbij werd niet alleen alles vernield, ook de sacramenten werden ontheiligd. Met het heilig oliesel werden schoenen ingesmeerd. Men ging op het altaar met de voeten staan, zeggende: ‘ Zie dit is de God van de papen.’ De heilige doopvont hebben zij ook omvergeworpen.

Hermanus heeft zelf de heilige besnijdenis[1] meegenomen, waarvan men zei dat deze al meer dan honderd jaar in de kerk bewaard werd. Ook heeft hij alle heilige relikwieën van het hoge koor en vergulde ciboriën[2] meegenomen. De kasten met heilige relikwieën die men in de processie gewoonlijk meedroeg, hebben zij vernield. Alle waardevolle dingen van de kerk werden gestolen, zoals kelken, zilveren kruisen, gouden en zilveren koorkappen[3], kazuifels[4], die stuk gesneden en bevuild werden, en linnen en kaarsen. Het geld voor de armen en alle offergeld van de kerk met geheime brieven en boeken van de kerk die ze vonden hebben ze gestolen. De geldkluis werd geopend door een iemand die aan de kraan werkte met een grote smidshamer. Hij moest tweemaal slaan voor hij de kluis open kreeg, want deze was van ijzer.
Zij hebben ook vele, met mooie stenen versierde, altaren aan diggelen gesmeten, zoals het heilig sacramentsaltaar[5] van marmer, albast en toetssteen[6] gemaakt, dat vele duizenden gulden had gekost. Er was wel veertig jaar aan gewerkt en was nog niet af.

Nog andere altaren in kerken werden vernield.


[1] Heilige besnijdenis: in de kathedraal van Antwerpen bewaarde men tot in de 16de eeuw het Sanctum Praeputium Domini, de Heilige Voorhuid van Jezus Christus. Want zoals alle Joodse mannen was Jezus uiteraard besneden en die voorhuid was bewaard gebleven. En curieus: buiten die van Antwerpen waren er meer exemplaren in omloop. (G-Geschiedenis)

[2] Ciborie: kelk met deksel voor het bewaren van de hosties.

[3] De koorkap, koormantel of vespermantel is een tot aan de voeten afhangend, wijd liturgisch gewaad dat gedragen wordt door geestelijken.

[4] Kazuifel: liturgisch opperkleed zonder mouwen.

[5] Heilig sacramentsaltaar: het altaar waarop in het tabernakel gedurende het gehele jaar de overgebleven geconsacreerde hosties (het Heilig Sacrament; Lichaam van Christus) in een ciborie worden bewaard voor de ziekencommunie of voor de aanbidding. Voor het Tweede Vaticaans Concilie was dat altaar het hoofdaltaar.

[6] Toetssteen: zwarte of donkergekleurde steen, wellicht zwart marmer of basalt, gebruikt voor bouwkundige versieringen.

De slag bij Oosterweel 13 maart 1567
PK.OP.13877

13 maart 1567

Dezelfde nacht is monsieur De Lamotte en monsieur De Beuvoort met ruiters en voetknechten vanaf de Schelde, door Deurne en Dambrugge naar de dijk van Oosterweel gekomen, samen met de bevelhebbers van de rode roede[1], zijn ruiters en vier vendels goed uitgeruste Waalse soldaten. Deze hebben bij het houten kruis op de dijk naar deze verloren hoop geschoten en ingeslagen, zodat er wel achthonderd van hen zijn gedood, gekwetst, verbrand, gevlucht en verdronken. Zij waren in hun slaap verrast omdat het maar gespuis was dat niets van oorlogsvoeren afwist. Hun bevelhebber was een hoge officier uit Frankrijk, monsieur de Toulouse, een grote vriend van de prins van Oranje.
Van deze verloren hoop zijn er sommige uit schrik om hun lijf te redden naar het huis gelopen dat beneden bij de sluis in de dijk stond, de ‘Witte Lelie’ genaamd, en zijn daar levend verbrand omdat de soldaten van de koning het huis in brand hadden gestoken. Anderen zijn in de Schelde gesprongen en verdronken omdat ze niet in de handen van de koningsgezinden wilden vallen.
Nog anderen zijn landinwaarts gevlucht, waarvan enkelen helemaal naakt, door het water van de grachten naar andere dorpen, zoals Wilmarsdonk, Oorderen en Oordam. De ruiters hebben hen echter achtervolgd en hebben er met vloed nog velen doodgeschoten, honderdvijfentwintig of meer. Bij de koningsgezinde soldaten zijn er maar enkele slachtoffers gevallen die op het kerkhof van Ekeren begraven werden.
Na deze overwinning op de geuzen hebben de soldaten van de koning alles meegenomen, wat geroofd werd in de dorpen door de verloren hoop. Op hun beurt hebben zij het dorp beroofd omdat de inwoners spijs en drank hadden verkocht aan de geuzen en aan sommige van hen van logies hadden voorzien, wat verboden was op straffe van verlies van lijf en goed.


[1] Rode roede: een baljuw die rechtspreekt in halsmisdaden en die als ambtsteken een rode bundel van twijgen of een stok had (roede). Hij was een ambtenaar die voornamelijk optrad als gerechtsofficier: hij oefende toezicht uit op de rechtsgang, zat de rechtbank voor en bracht de vonnissen ten uitvoer. Ook bekend als schout of amman. 

Het calvinistische oproer in Antwerpen  bedwongen 14 maart 1567
PK.OP.13887

Calvinstisch oproer komt regelmatig voor in Een Antwerps kroniekje ten tijde van Plantijn

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is H_Onthoofding-van-Egmont-en-Horne-5-juni-1568-1024x702.jpg
Onthoofding Egmont en Horne
PK.OPB.0182.022

5 juni 1568
’s Anderendaags op de middag heeft de hertog van Alva in naam van de koning in Brussel op de Grote Markt voor het Broodhuis de heer Egmont laten onthoofden door Spelleken, de provoost van het hof. Mijnheer Egmont had een rode damasten tabbaard aan en een hoed vol pluimen, waaronder hij een witte doek droeg. Egmont ging toen op het schavot dat behangen was met zwart laken en waarop een kruisbeeld stond met twee brandende wassen kaarsen. Ook had men twee lakens klaargelegd en aan elke kant van het schavot een hoge staak. Men heeft de prins zijn hoed afgenomen en die bij het kruisbeeld gelegd, dat hij hevig heeft gekust. Hij heeft dan zijn mantel afgelegd en is op een van de kussens geknield en heeft zijn laatste woorden tot God almachtig gesproken tegen de bisschop van Ieper, zijn biechtvader, de heer dokter Martinus Riethoven. Hij heeft toen zelf de doek over zijn hoofd getrokken en zo moedig de slag van de scherprechter van Brussel afgewacht. Deze kwam toen eerst op de het schavot tevoorschijn en heeft het vonnis uitgevoerd met één slag. De twee Spaanse heren die met Egmont op het schavot waren gekomen hebben dan het dode lichaam omgekeerd en hebben dat onder het zwarte laken gelegd.
Daarna is ook de heer Van Hoorne gekomen in een zwarte mantel. Hij vroeg aan de Spaanse heren of graaf Egmont al berecht was. Deze hebben dat bevestigd. Omdat hij het spijtig vond dat hij hem niet dood had gezien, heeft men dit toegestaan. Dan heeft hij ook zijn laatste woorden tot God almachtig gesproken tegen de parochiaan van Kapellen, zijn biechtvader. Hij is vroom geknield als een onversaagd bevelhebber en heeft ook dezelfde slag van de scherprechter gekregen.
Hun beide hoofden werden op de staken gezet tot ’s avonds. De lichamen op het schavot die bedekt waren met het zwarte laken zijn begraven in hun heerlijkheid, want zij waren heren van het Gulden Vlies geweest.
Om deze berechting ongehinderd te kunnen voltrekken stonden er wel twintig vendels Spaanse soldaten op de Grote Markt van Brussel en ook de straten rondom waren bezet door Spanjaarden. Er was ook de burgers bevolen op straffe van verlies van lijf en goederen, dat ze in hun huis moesten blijven met gesloten deuren tot de berechting was gebeurd. Ook de stadspoorten waren tot na de middag afgesloten.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is H_Afkondiging-van-het-Generaal-Pardon-16-juli-1570-1024x838.jpg
Afkondiging van het Generaal Pardon  16 juli 1570 
PK.OP.13891

De kapelaan van de bisschop van Kamerijk heeft in het Latijn het pardon van de heilige vader paus Pius V afgelezen. In dit pardon werden alle personen gratie verleend, niemand uitgezonderd, die in Nederland tegen God almachtig hadden gepreekt of het christelijke geloof hadden benadeeld, in zoverre dat zij nu berouw toonden voor hun misdaad en voortaan zouden leven als goede christen en alle ketterij zouden veroordelen.
Dit gebeurde in het openbaar voor het altaar waar de mis was gezongen in aanwezigheid van de drie bisschoppen, de geestelijke stand en de wereldlijke stand, zoals de hertog van Alva, het hele bestuur en de vele burgers die daar aanwezig waren.
Als dit gelezen was hebben de zangers van de hertog van Alva het Te Deum gezongen, begeleid door de orgels, Nadat de bisschop van Kamerijk een gebed had gedaan voor vrede in onze dagen heeft hij afscheid genomen van Alva.

Op dezelfde dag tijdens het lof is de hertog van Alva in Antwerpen naar de Grote Markt gekomen met drie heren van de orde, alle edelen, de kanselier van Brussel, president Viglius[1], de Geheime Raad van de koning en drie vendels Spaanse soldaten, om het pardon van de genadige koning van Spanje te verkondigen. Dit gebeurde voor het stadhuis op een hoge stelling. Rondom waren grote trappen bekleed met rood laken. Op de stelling was een tabernakel[2] aangebracht dat met goudlaken behangen was en een Spaanse zetel waarin de hertog zat.
President Viglius heeft hem daarbij een grote perkamenten brief overhandigd, waarop het pardon van de koning stond, met het zegel van de koning.
De hertog van Alva is dan met zijn edelen van het toneel gegaan en de trompetters hebben van blijdschap hevig de trompet geblazen. Ook de drie vendels soldaten hebben salvo’s afgevuurd terwijl zij langs het stadhuis gingen. ’s Avonds is er een groot banket gehouden op het stadhuis voor de hertog van Alva waarop de meeste edelen en de mooie vrouwen van Antwerpen waren uitgenodigd. De grote klok heeft ’s avonds driemaal geluid omdat het pardon gepubliceerd was. Dat heeft ze acht dagen lang gedaan.


[1] Wigle van Aytta van Swichum, uit het Fries gelatiniseerd tot Viglius ab Aytta Zuichemus (Wirdum19 oktober 1507 – Brussel8 mei 1577), was een vooraanstaande Nederlandse staatsman, die een grote rol speelde in het bestuur van de Nederlanden onder Karel V en Filips II. Met de hertog van Alva geraakte hij al snel op gespannen voet. Hij had wel een groot aandeel in diens Criminele Ordonnantie, maar onder meer door zijn pleidooi voor terughoudendheid bij de kettervervolgingen, zijn relaties met ‘verdachte’ humanisten en zijn heftig verzet tegen de Tiende Penning, haalde hij zich Alva’s haat op de hals. In 1569 trad hij af als voorzitter van de Geheime Raad, maar bleef nog wel voorzitter van de Raad van State. In die hoedanigheid riep hij in 1576 op tot de vergadering van de Staten-Generaal die de Pacificatie van Gent tot stand bracht.

[2] Tabernakel: baldakijn, tent.

Verraad van Ladron  september 1570 
PK.OPB.0182.028

29 juli 1570
Zaterdagmorgen, zeer vroeg, hebben de kapiteins de drie vendels Duitse soldaten naar het Laar achter Borgerhout gevoerd, waar men daarvoor de Waalse preken had gehouden. Ze zouden terug in dienst worden genomen. Ondertussen hadden twee benden ruiters en elf vendels hen omsingeld zodat er niemand kon ontkomen. Toen ze zagen wat er zou gebeuren en dat ze overmand en kansloos waren, hebben zij hun vaandel gestreken en zijn ze opgehouden met trommelen. Zij stonden naar elkaar te kijken als onnozele en verbaasde schapen.
’s Morgensvroeg is graaf Lodron op zijn paard uit de stad gekomen naar het Laar bij de Kattenberg met kapitein Vitelli, don Gabriel en don Frederico, de zoon van de hertog van Alva met veel Spaanse en Duitse heren.
Lodron wou iedereen overrompelen, maar don Frederico liet dit niet toe. Hij vond dat de goeden niet moesten boeten voor de slechten. Lodron moest de voornaamste oproerkraaiers aanduiden die hem gevangen hadden gehouden. Zo zijn er onmiddellijk twintig Duitse landsknechten afgeroepen met naam en toenaam door Lodron. Deze heeft hen gezegd wat voor slecht gevoel en leed zij hem hadden aangedaan in Valencijn, alsof hij een harteloze schelm of dief was geweest. De landsknechten antwoordden echter onverschrokken in het openbaar dat hij zijn verdiende loon had gekregen, aangezien hij een verfoeilijk stuk schelm en dief van de koning was. Hij had geld van de koning ontvangen om hen te betalen volgens hun contract, maar had daarmee heimelijk naar Trente willen vertrekken. Dat hij hen nu wou betalen, de helft met geld, de helft met slecht laken, om hun leven op het spel te hebben gezet, wilden ze niet. Ze hadden er nu spijt van dat ze hem niet hadden neergestoken en zeiden dat zij hun contract wel met recht zouden verdedigen voor het krijgsgerecht, als ze gehoord zouden worden.
Ze zijn toen gevangen genomen door de Spaanse rechter of rode roede en werden aan elkaar gebonden met zestien, achttien, twintig, dertig of zestig man en zijn zo naar de gevangenis van het Steen gebracht, bewaakt door twee of drie rotten Spaanse schutters en de rechter achteraan met veel ruiters.
De andere Duitse landsknechten werd bevolen dat ze naar hun logies in Borgerhout moesten gaan tot men hen zou bevelen wat er verder zou gebeuren. Dat hebben ze ook gedaan en dan moesten de Spaanse soldaten ook naar hun logies gaan, sommigen naar Berchem, anderen naar Deurne, Ranst, Wijnegem enz. De soldaten van het kasteel brachten alle heren naar huis langs de Meir, ’s middags om twaalf uur.

Plundering van Mechelen door het leger van Alva, 1572
PK.OPB.0182.033

2 oktober 1572
In Mechelen kwamen in de voormiddag de Spanjaarden in de stad over de vesten en door de poorten. De geestelijken gingen hen samen met de goede katholieken tegemoet met een processie. Zij wilden de Spanjaarden als vrienden ontvangen. Deze liepen echter door de stad als razende honden, plunderden de hele stad twee dagen lang en mishandelden de geestelijken en de burgers om hen te laten zeggen waar hun geld en bezittingen waren. Het was zo schandelijk dat het moeilijk te beschrijven is.

3 oktober
De Walen en de Spanjaarden plunderden opnieuw de stad Mechelen en bezorgden de burgers evenveel overlast als de vorige dag.

4 oktober
Nadien kwamen de Duitsers. Zij beroofden de burgers van alles wat de Spanjaarden en Walen nog hadden overgelaten en bezorgden de burgers evenveel overlast.

5 oktober
De geroofde goederen werden meestal per schip naar Antwerpen gevoerd, maar het gebeurde ook met wagen en paard. De Spanjaarden hebben deze per opbod verkocht op de Vrijdagmarkt, voor de herbergen bij de Sint-Jorispoort, in Mechelen op de oever, aan het bierhoofd en elders.
De arme beroofde Mechelaars zijn naar vrienden in verschillende dorpen en steden gevlucht, bijv. naar Brussel, Leuven en Antwerpen. Daar werden ze vriendelijk ontvangen en moesten ze geen huur betalen. Ze kregen kleren en eten met vrouw en kinderen. Ook hebben de aalmoezeniers een schip naar Mechelen gestuurd met brood, boter en kaas enz. om de arme mensen bij te staan.

Overwinning op de Spaanse vloot bij Vlissingen, 1573
PK.OPB.0182.009

8 maart
Er lagen vijfendertig oorlogsschepen uit Antwerpen tussen Terneuzen en Biervliet die de strijd aangingen met de geuzenschepen uit Vlissingen. Het was een groot gevecht. Veel Waalse schippers en Spaanse soldaten sneuvelden langs onze kant, in het bijzonder de bevelhebber van de Spanjaarden, Apieto, die neergeschoten werd en dood naar Antwerpen werd gebracht. Daar werd hij pronkend begraven in het koor van de heilige besnijdenis in aanwezigheid van alle Spaanse bevelhebbers, naties, bestuur van de stad, enz. Na deze strijd hebben de geuzen veel van onze schepen met talrijke gevangenen triomfantelijk naar Vlissingen gevoerd.

Op 16 maart kwamen onze schepen terug.

De hertog van Alva verlaat Brussel dec 1573
PK.OP. 13838

30 november
Op Sint-Andries gaf de hertog van Alva in Brussel zijn bevel door aan Don Louis.
Deze legde de eed af.

15 december
De hertog van Alva van Brussel vertrok naar Namen en van daar verder naar koning Filips in Spanje.

Zeeslag bij Bergen op Zoom 23 januari 1574
PK.OPB.0182.095

27 januari
De bevelhebber van Antwerpen is naar Bergen-op-Zoom gereisd. Daar heeft de gouverneur van de stad de soldaten vreugdevuur doen afschieten, maar er kwam vuur in het kruit, waardoor er veertig Spanjaarden gedood werden.

28 januari
De schepen voeren van Bergen-op-Zoom naar Vlissingen en de geuzen hebben de schepen overmeesterd van de admiraals, viceadmiraals, kapiteinen en soldaten waarvan er velen werden doodgeschoten of overboord gegooid.

Bevrijding van Middelburg  9 februari 1574
PK.OP.13852

16 april
Na de middag is de bisschop van Antwerpen, de heer Franciscus Sonnius, met som-mige kanunniken, Spaanse heren en het bestuur van de stad naar de Nieuwstad gegaan naar de waterpoort van de Zeeuwse Koornmarkt[1] en heeft daar de oorlogsschepen met de Spaanse bevelhebbers en soldaten gezegend. Hij heeft veel afgelezen, en God almachtig gebeden dat zij in naam van de koning de overwinning zouden behalen op de geuzen en dat zij de inwoners van Middelburg die tekort hadden aan eten, zouden kunnen voorzien van proviand.

17 april
De oorlogsschepen voeren van Antwerpen naar Middelburg om dit te ontzetten en de geuzen te verslaan.

21 april
De strijd tussen de geuzen en de koningsgezinden begon. De Spanjaarden hadden het overwicht, want zij konden Middelburg bevoorraden.

22 april
Men luidde de grote klok in Antwerpen voor de overwinning die de koningsgezinden hadden behaald bij Middelburg. Op het Antwerpse kasteel schoten de Spanjaarden grof geschut en vuurpijlen af.


[1] De Zeeuwse Koornmarkt: hierop staat het Loodswezengebouw van 1895