Gheboden ende uyt-gheroepen … den 9 februarij 1689: Alsoomen … verscheyde persoonen noch daghelijcks continueren inde excessen van drincken, soo in herberghen als ghebrande-wijn-huysen …

Sorteertitel: Ordonnantie: [1689,02,09]
[Antwerpen] : Moretus, Balthasar III , 1689

Gheboden ende uyt-gheroepen by
mijne Heeren den Onder-Schouteth, Borgher-meeste-
ren, Schepenen, ende Raedt der Stadt van Antwer-
pen, op den 9. Februarij 1689.

Alsoomen bevindt, dat niet teghenstaende de Ordon-
nantie op den 12. December 1686, uytghegeven, ver-
scheydene persoonen noch daghelijcks continueren inde
excessen van drincken, soo in Herberghen als Ghe-
brande-wijnhuysen; Soo hebben mijne voorschreve
Heeren, om teghens soo groote ongheregeltheden
(waer van voorts komen de meeste onghemacken
ende ruinen van vele familien) te voorsien, andermael
midts desen gheordonneert ende verboden.
     Inden eersten, dat niemandt vande Borghers ende inghesetenen deser Stadt
van wat qualiteyt hy soude moghen wesen, ’t avondts naer dat de Wacht-
clocke sal weten verlaeten, hem en sal moghen laeten vinden in eenighe Her-
berghen, Tavernen, Gebrande-wijn-huysen, oft dierghelijcke plaetsen, op
pene van te verbeuren de somme van ses guldens, soo by de Herbergiers ende
Tappers, als by de ghene die aldaer naer den voorgestelden tijdt alsnoch be-
vonden sullen worden.
     Van ghelijcken ende inghevolghe het Placcaet van Sijne Majesteyt van-
den 20. Meert 1601, soo wordt oock wel expresselijck verboden, dat niemant
hem gheneirende met Ghebrande-wijn oft andere ghedistileerde wateren te
verkoopen, die sal moghen tappen, schenken, oft laeten drincken elders
als in de vloeren van hunne huysen, ende dat al staende, op de verbeurte soo
wel ten regarde vanden Verkooper ende Schencker als vanden Drincker, voor
de eerste reyse van ses guldens, van twaelf voor de tweede, ende voor de
derde reyse boven de voorgemelde leste gelt-pene van alsnoch arbritraelijck te
worden ghestraft.
     Item en sal voortaen niemand vermoghen Herberghe van Wijn oft Bier,
noch oock Ghebrande wijn-huys oft Winckel te houden, sonder daer toe by
speciaele schriftelijcke permissie van mijne voorschreve Heeren te zijn ghe-
admitteert, op pene van vijf-en-twintigh guldens.
     Ende en sal de voorschreven permissie aen niemandt gegeven worden, ten zy
naer dat ghebleken sal zijn by atttestatie vanden Heere Pastoir ende andere eer-
lijcke ende wel bekende lieden, vanden goeden naem ende faeme, leven ende
comportement vande ghene, die soodaenighe neiringhe sullen pretenderen te
moghen doen, oft wel dat sy deshalve suffisante borge ter arbitrage van mijne
voorschreve Heeren sullen hebben ghestelt.
     Aldus ghedaen in de vergaederinghe vanden Maendaghsen Raede, gehou-
den den 14 Januarij 1689.  Kessel ..
                                                                                             A. van Valckenisse

Daar men ondervindt dat -niettegenstaande de ordonnantie van
12 december 1686- verschillende personen nog dagelijks excessen vertonen in het drinken, zowel in de herbergen als in de brandewijnhuizen, willen de voormelde heren tegen deze overtredingen -die veel ongemakken veroorzaken en zelfs families te gronde richten- optreden. Dit wordt andermaal verboden.

Ten eerste. Geen burger of inwoner van deze stad, wie hij ook is, mag nadat de avondklok1 geluid heeft aanwezig zijn in een herberg, taveerne, brandewijnhuis of soortgelijke plaats op straffe van zes gulden, zowel voor de herbergiers en de tappers als diegene die na die tijd daar worden aangetroffen.
Ook ingevolge het plakkaat van zijne majesteit van 20 maart 1601 wordt sterk verboden dat er brandewijn of gedistilleerde drank wordt verkocht die elders dan in hun huis al staande kan getapt , geschonken of gedronken worden op straffe zowel voor de verkoper als voor de schenker en de drinker voor de eerste keer een boete van zes gulden, voor de tweede keer twaalf gulden en voor de derde keer dezelfde boete met nog een passende straf daarboven op.

Ook zal voortaaan niemand nog een herberg met wijn of bier, noch een brandewijnhuis of -winkel mogen houden zonder een speciale schriftelijke toelating van bovenvermelde heren op straffe van vijfentwintig gulden.

De toelating zal aan niemand worden gegeven tenzij dit gebleken is door de getuigenis van de pastoor en andere eerlijke en welbekende  burgers van goede naam en faam, leven en gedrag dat zij borg kunnen staan voor diegene die zo’n zaak willen openen.

Dit is besloten in de vergadering van de maandagse raad gehouden op 14 januari 1689.

A. Van Valckenisse2

  1. De avondklok

    In 1465 deed Jan Pot als eerste bij het openen en sluiten van de stadspoorten van Antwerpen de klok luiden, wat tot dan toe niet was geschied. Tussendoor kon niemand erin of eruit.

    (Jan Pot was de oudste zoon van Peter Pot, die vijf zonen en een dochter had. Jan Pot was tweemaal burgemeester van Antwerpen. In 1465 was hij binnenburgemeester, in 1467 buitenburgemeester.
    Hij werd reeds zeven dagen na zijn aanstelling vermoord.)


    Het doel van de middeleeuwse avondklok in die tijd was om de veiligheid van de burgers te waarborgen.

    Tijdens de nacht hielden nachtwakers en buurtwachten tussen zonsondergang en -opgang van alles in de gaten. Bewapende mannen op vaste plekken en wandelend over de stadsmuren hielden in de gaten of geen mensen met kwade bedoelingen, indringers of vijandelijke legers, toch de stad probeerden binnen te komen. Zij hielden in de gaten wie zich daar zoal ophield. De straten waren donker. Wie rondhing moest zich in het licht van de lantaarns durven vertonen en diende het liefst ook een goede reden te hebben om op dit uur nog op pad te zijn.

    De avondklok diende ook om de angst bij de burgers weg te nemen. De middeleeuwse mens was erg bijgelovig en geloofde dat er in het donker een leger van kwade geesten door de straten zwierf die boos was en het op hen gemunt had.

    Het luiden van de avondklok was in veel gevallen het sein om alle bedrijvigheid en vertier te stoppen. In veel steden schonken de herbergen na het luiden geen bier of wijn meer en men werd geacht naar huis te gaan. Ook de prostituées. Het leven kwam voor die uren even helemaal stil te liggen.

    Dit werd toen al gehandhaafd in de vorm van hoge boetes en strenge straffen. De personen die de regels overtraden in het donker werden strenger gestraft. Zo schrijft hoogleraar middeleeuwse geschiedenis Dick E.H. de Boer in zijn publicatie Tussen avondklok en morgenlicht uit 1997 dat ‘een moord op zichzelf al een vreselijk misdrijf was, maar dat een moord onder dekking van het duister, met misbruik van de nacht nog veel ernstiger was’.

2. A. Van Valckenisse

Adries Van Valckenissen
In Antwerpen waren gewoonlijk vier stadsecretarissen.

(Eertyds werd het Magistraet, in het besturen der Gemeente , geholpen door vier ambtenaren , eerst  Klerken en vervolgens Secretarissen genoemd. P. Génard, Antwerpsch Archievenblad, eerste deel 1864).

1665. Jan Bapla della Faille, Philips Rubens, Maximinus Gerardi, Andries van Valckenisse.
1666. Ut ante (zoals vroeger)
1667. Jan Bapla della Faille, Philips Rubens , ‘ renuntiavit (afstand gedaan) 9 Aprilis 1667’, Maximinus Gerardi, Andries van Valckenisse, Constantinus de Weerdt, ‘loco Rubens electus 13 Aprilis , et juravit eadem die’
1668. Jan Bapta della Faille. Jan Bapta della Faille . Maximinus Gerardi . Philips Rubens. Andries van Valckenisse. Maximinus Gerardi
1669. Ut ante
1670. Ut ante
1671. Ut ante
1672. Ut ante
1673. Ut ante
1674. Ut ante
1675. Ut ante
1676. Ut ante
1677. Ut ante
1678. Jan Bapta della Faille ,’ renuntiavit 21 Januarii 1678 et factus senator 2 Junii 1678’, Maximinus Gerardi, Andries van Valckenisse, Constantinus De Weerdt, Peeter Goos , ‘juravit 24 Januarii 1678’
1679. Maximinus Gerardi, Andries van Valckenisse, Constantinus de Weerdt, Peeter Goos.
1680. Ut ante
1681. Ut ante
1682. Ut ante
1683. Ut ante
1684. Ut ante
1685. Ut ante
1686. Ut ante
1687. Ut ante
1688. Ut ante
1689. Ut ante
1690. Ut ante
1691. Ut ante
1692. Ut ante
1693. Ut ante
1694. Ut ante
1695. Ut ante
1696. Ut ante
1697. Ut ante
1698. Ut ante
1699. Ut ante
1700. Ut ante
1701. Maximinus Gerardi, Andries van Valckenisse, Constantinus de Weerdt. Peeter Goos.
1702. Maximinus Gerardi, Andries van Valckenisse,. Peeter Goos.
1703. Andries van Valckenisse, Peeter Goos, Andries van Kessel, Alexander van Havre.