Iets over het oude strafregt

Uit bovenstaande boek p.6 e.v:

Het was voornamelijk onder de Spaansche regering, dat de halsregten[1] in deze landen van herrewaertsover in den meesten bloei waren, (men vergeve ons deze uitdrukking), en dat de menschelijke geest bijzonderlijk gerigt scheen ter navorsching van nieuwe martelingen om de lijders te beulen en hunne laatste zieltoogingen kunstmatig te verlengen.

Uit een Edict van den 7 October 1546, het welk het loon des scherpregters bepaalt, ziet men wat deze profiteren zal voor het verbranden, voor het verdrinken, voor het levend begraven, voor het ophangen, onthalsen, radbraken, vierendeelen; voor ’t geregt van desperatie (zelfmoord) en zoo voort; wat hem al verder toekomt voor het geeselen, het afkappen der vuist, het afsnijden van ooren, het doorsteken der tong; voor het brandmerken, het afbranden of afsnijden van het haar en diergelijke executien.

Een bijzonder reglement voor den scherpregter van Gend gemaakt meer dan eene eeuw later (1676)  bepaalt onder anderen, wat dien officier toekomt als wanneer den patient soude moeten met gloeyende tangen te hangen ter plaetsen by de sententie gheordonneert; Wat hij al verder genieten zal voor de afkapping van de hand, het afsnijden van ooren , neuze, en wanneer daarenboven
t’ afgekapte lid ergens moet genageld worden , en zoo voort.

De straf van den put, bestaande in het delven der veroordeelden in den grond, was reeds lang te voren in deze landen bekend, en kan onder de oudste doodstraffen gerekend worden; bijna in alle de denombrementen van leenen der vroegste tijden, leest men dat de leenman, onder andere regten, heeft put ende galghe, om daar door te bewijzen dat de hooge justitie, het merum imperium, hem toebehoort. De straf van den put, ongetwijfeld uit bijzondere affectie onzer vaderen voor de schoone sekse, ondergingen de vrouwen alleen. Verscheidene costumen maken ook melding dezer straffe. Onder de Casselrij van IJperen werd een man of vrouw, voor de derde reis in overspel betrapt, gebannen, de man op de galg, de vrouw op den put  
In de onderhoorigheid van Antwerpen werden ook de verbanningen op de galg en op den put uitgesproken. Door het Edict van keizer Karel van den 4 October 1539, ziet men, dat de straffe van den put wederom tegen de vrouwen bewerkstelligd is geworden.

Ons oogmerk is niet hier al de gevallen , welke tot de verschillende straffen zoo even aangehaald, aanleiding gaven, op te sporen; de verscheidenheid der costumen en de plaatselijke gebruiken, in dat opzigt, zouden zelfs eene dergelijke onderneming naauwelijks toelaten. Ten bewijze hier van zullen wij ons slechts bepalen bij de misdaden van valschheid en van echtbreuk, (welke laatste misdaad in die tijden zeer gemeen met den strop …; costumen sedert dien verzameld en gedecreteerd , spreken daar voor andere straffen uit. Naer de costumen van eenige plaetsen , immers te Gent, te Brugge , ťYpre, en ’t Vrye, sy punieren den valschaert metten pelloryn , sleutelen in t’ aensichte ende met banne.  
Simon van Leeuwen zegt ook, dat deze misdaad bij sommigen wordt gestraft met een brandteeken in het aangezigt, en ook met het afkappen der regter hand, het afsnijden van de ooren en dergelijke.  Volgens de Costumen van Meghem verbeurt de vervalscher de twee voorste vingeren der regterhand. De meineedige en valsche getuige werd, onder het gebied der Casselrij[2] van IJperen , met een gloeijenden sleutel op eene der twee kaken gestraft .
 
Wat de overspelers betreft, deze verbeurden te Mechelen vijf schellingen daags, boven arbitraire correctie van schepenen . In de Casselrij van IJperen, man of vrouw in overspel bevonden, werden gebannen voor den tijd van zeven jaren. Volgens de costumen van Antwerpen , Bergen-op-Zoom , Grimberghen en Deurne, verbeuren deze misdoeners eene geldboete ten profijte van den heer en hun opperof beste kleed ten behoeve van den aanbrenger. Te Gend moest het de overspeler met eene amende honorabel boeten.
Het houden van ligte vrouwen werd in Braband van den zeer strengelijk met het afhouwen der vuist en eene verbanning van tien jaren gestraft.


[1]  halsrecht: het recht over dood en leven van onderhoorigen of onderdanen. .Als een attribuut van (middeleeuwsche) landsheeren en bezitters van ”hooge” heerlijkheden. Bevoegdheid tot uitoefening, pleging van het recht over leven en dood; hooge rechtspraak.

[2] kasselrij (casselrij): eEigenlijk het gebied van een kastelein of burggraaf en vandaar: elk der districten waarin eertijds het platteland van Vlaanderen rechterlijk en administratief was verdeeld, die bestuurd werden door de heeren der daartoe behoorende dorpen en waarvan het rechtsgebouw gevestigd was in eene stad, die er het middelpunt van vormde.